Eerste Pinksterdag verkassen we van Basse naar Warns. We willen dat met een kleine omweg doen, via Urk. Waarom? Vanwege alle publiciteit de afgelopen periode willen we wel eens met eigen ogen zien wat voor soort dorp dit is.
De haven waar we parkeren ligt vol prachtige boten en het bijbehorende Restaurant Het Achterhuis kondigt veelbelovend met grote letters aan dat het “7 dagen open” is en dat ze boven een overdekt terras hebben (onontbeerlijk in deze tijd). Nou dacht ik toch dat liegen ook zondig is….
In de striemende wind en regen wandelen we door de oude kern van Urk: best mooi, denk ik, maar weggedoken in mijn capuchon zie ik er niet zo heel veel van.
Ik zie nog wel een van de kleine huizen van binnen omdat de uiterst vriendelijke bewoonster daarvan mij toestaat van haar sanitair gebruik te maken. Dit had ik hier niet verwacht; mijn beeld van de bewoners van Urk is behoorlijk negatief beïnvloed de laatste tijd.
We rijden via Lemmer (“Misschien zien we Rintje Ritsma wel ergens.”) naar de camping in Warns en omdat er nog steeds nergens een verwarmd, overdekt terras te vinden is, parkeren we onderweg bij de McDonalds en lunchen we in onze eigen accommodatie met een lekkere bak koffie erbij! Het voelt haast als een luxe.
In Barns is onze praatgrage buurvrouw enorm blij met ons! Eindelijk iemand waar ze tegenaan kan praten. We horen het gelaten aan en zijn tenslotte verrekte blij met haar info dat er 2 km. verderop aan het IJselmeer een viswinkel, met uitspanning, staat waar je o.a. vers gerookte IJselmeerpaling kunt eten/afhalen.
Binnen 10 minuten zitten we op de fiets (het is inmiddels weer droog!) en slaan onze slag.
Als dan ook nog de zon schijnt tegen dat we terug zijn en we kunnen nog tot 19.00 in het zonnetje zitten en de paling verorberen…nou dan kan de dag toch niet meer stuk.