Op vrijdag stappen we om 8.45 u. in een boot achter Spring Lodge Inn: het is een boot voor 2 passagiers die ieder een lekkere stoel met rugleuning hebben, een dekentje tegen de ochtendkou en zonneparaplu’s voor ‘s middags als het te heet wordt. De bootsman is een iets oudere man gezien de staat van zijn gebit (ik zie maar één tand), maar het is een schat van een kerel. Hij is behulpzaam, heeft al heel snel in de gaten wat we interessant vinden en past daar zijn vaarroute op aan.
Zo gauw we het meer opvaren, zien we verschillende vaar- en vismethodes. Sommige vissers proberen vis te vangen door in een fuik dat ze naar onder laten zakken, te prikken. Voor de toerist willen ze dan nog wel een stukje evenwichtskunst showen. Overigens zie ik er geen een op deze manier (of welke andere manier ook) een vis vangen. Anderen laten lange netten neer of halen ze op. Wat ze allemáál doen, is op één been op de smalle boot staan en met de andere een peddel door het water bewegen om in de gewenste richting te komen. Met de ochtendmist nog over het meer en de bergen hangend is het een fascinerend plaatje. Overigens trekt die mist maar gedeeltelijk op, want er hangt -zo blijkt later- veel smog, mede veroorzaakt door de vele branden die hier gesticht worden om
a. vuil te verbranden en
b. de akkers waarvan pas geoogst is plat te branden omdat de as die men daaraan overhoudt, gebruikt wordt om het land weer vruchtbaar te maken voor de volgende keer.
We leggen aan bij een zilversmid waar we een kijkje in de keuken kunnen nemen en uiteraard is er verkoop aan verbonden. De jongedame die ons rondleidt spreekt zeer gebrekkig Engels en zegt alleen maar dingen die we al zien: “These are rings, these are bracelets, these are earrings…”. Maar ach, ze doet zo haar best!
We leggen ook nog aan bij een tempel, maar daar hebben we na Bagan niet meer zoveel zin in en we zijn daar binnen 10 minuten weg. Wel kijken we nog even bij een sigarenmakerij.
Daarna hebben we genoeg commercieels gedaan en vragen we aan de bootsman om naar het Zuidwesten een kreek in te varen. Dat is geweldig! We varen stroomopwaarts en er is wat verval, waardoor we soms vaart moeten maken en via een smaller stukje omhoog moeten. Echt gaaf!
Als we aan het einde komen, is er een aanlegsteiger en een brug. Aan de overkant ligt een oude monastery en een flink stuk verder naar boven weer een tempelcomplex. We blijven hangen bij de vervallen monastery en dat is wat mij betreft een goede keuze. Je ziet dan wat er gebeurt als er niets onderhouden wordt en de natuur het overneemt: tempel wordt boom en omgekeerd.
Op de terugweg vraagt de bootsman of we ook nog naar de groentetuinen willen. Dat willen we wel, maar vandaag niet meer. We spreken af met hem dat we dat zondag gaan doen.
Als we in het zwembad komen, zwemt Peter 1/2 ijskoud baantje en ik beperk me tot in de stoel hangen. Als de stoelen in de zon vrijkomen, plakken we er nog een half uurtje aan vast en dan houden we het voor gezien. Dit was een geweldig mooie ervaring, vandaag!
En dan de zaterdag.
Dan pakken we de fiets: ik een gehuurde Giant en Peter een gratis fiets van het hotel waarvan hij dacht dat hij wel goed was. Totdat hij op de Giant rijdt als hij die voor mij gaat ophalen (lief hoor!), maar hij doet het er toch mee: dan maar wat harder werken.
We rijden naar de westkant van het meer en laten ons met fietsen en al overzetten naar de oostkant. Een beleving op zich om te zien hoe primitief het aan toe gaat, maar we komen er wel! We hebben dan al staan kijken bij een huis waar een aantal dames snoepjes aan het maken is van een kleverige massa. Naderhand komen we erachter dat ze die maken van suikerrietsap: erg lekker!
Als we aan de overkant aankomen zijn we bij een honderden meters lange houten brug op palen die een compleet dorp op palen verbindt met het vaste land. We wandelen over de brug die o.a. gebruikt wordt om romantische fotosessies te maken. Wij denken voor reclamedoeleinden want het gaat er professioneel aan toe.
Met een nog primitiever bootje laten we ons rondpeddelen door het dorp op palen.
Het leven van alledag gaat daar gewoon door en niets is daar nog gericht op toeristen.
Na afloop drinken we daar wat en Peter gaat zelfs naar een toilet op palen.
Al met al blijven we daar veel langer hangen dan we gedacht hadden, maar er is ook zoveel te zien…
Dan gaat de tocht verder aan de oostkant. We lunchen bij een wegrestaurant en bestellen de hele kaart. Er staan namelijk maar 3 gerechten op. De vis uit het Inle-lake is door de kokkin gevuld met kruiden en smaakt heerlijk!
Zij wijst ons op de mogelijkheid om een eindje verder naar een wijnproeverij te gaan (maar dat wisten we al maanden geleden) en we hebben dat natuurlijk in de planning zitten.
De Red Mountain estate bestaat pas 17 jaar en het ziet er luxe uit. Boven een mooi aangelegde tuin is een groot terras waar de 4 wijnsoorten worden geserveerd. We krijgen er zelfs nog pinda’s bij en dat allemaal voor omgerekend € 3,—
Eén van witte wijnen (de iets zoete) vinden we het lekkerst; één rode vinden we ronduit vies smaken. Om die smaak weg te spoelen bestellen we een glas van de witte en raken aan de praat met een van de bedienden die Engels spreekt. Hij (Romy heet hij) vindt zijn Engels niet goed genoeg. Alles heeft hij geleerd van de toeristen, maar hij komt niet vooruit. Geld voor Engelse les heeft hij niet en geen van zijn weinige vrienden wil/kan samen met hem leren en alleen is het zo moeilijk op te brengen. Toch is hij in staat om met ons een gesprek te voeren over Myanmar en vraagt ons ook naar Nederland.
Omdat wij “vrienden” van hem zijn geworden, zo verklaart hij, krijgen wij een privé-rondleiding door de “winery”. Alles ziet er superschoon en professioneel uit. De grote gekoelde wijnvaten, het bottlegedeelte: alles. Momenteel ligt alles stil, maar in februari en maart worden de druiven geoogst en dan is het hard werken.
Voor we weer op de fietsen stappen voor het laatste stuk van de route nemen we nog een flesje witte mee voor de komende dagen.
We hadden gedacht dat we wel rond een uur of twee in de middag terug zouden zijn, maar dat halen we op geen stukken na. Tegen 5 uur zijn we pas terug, maar het is een prachtige dag geweest.
Tenslotte de laatste dag in Inle (want morgen gaan we terug naar Mandalay, omdat we dinsdag weer naar Bangkok gaan).
We varen weer het meer op: dezelfde boot, dezelfde bootsman en natuurlijk dezelfde mooie plaatjes van de vissers en deze keer zien we ook dat er wat gevangen wordt! En, we nemen een totaal andere route en leggen bij andere plekken aan.
Onze bootsman weet precies wat we interessant vinden en speelt daar perfect op in.
We bezoeken een drijvend dorp; een lotusvijver met weverij; een bamboebedrijf; een ijzersmederij en drijvende tuinen. Het hoogtepunt voor mij was het bezoek aan de lotusweverij.
Dit is de enige plek ter wereld waar stof geweven wordt van lotusdraad, al dan niet gecombineerd met zijde en of katoen.
Uit stukjes stengel van de lotusplant wordt draad getrokken en daarmee worden shawls en kleding geweven. Zowel het uittrekken van de draad als het op spoelen spinnen en het weven, is allemaal handwerk en als ik dit unieke proces zie, ben ik vastbesloten straks een shawl te kopen… tot ik de prijs zie. Voor een eenvoudig shawltje moet rond de $ 200,— betaald worden. En dan begint het grote afwegen met als resultaat dat ik er toch geen koop, hoe uniek ook. Ik ben al heel dankbaar dat ik dit allemaal mag zien: dat is genoeg.
We zien ook nog dat er boten vol geladen worden met wier dat opgeprikt wordt van de bodem van het meer. De boten liggen door de zwaarte van de vracht nog maar een fractie boven het water en er moet regelmatig water uit gehoosd worden. Wat moet dat een zwaar werk zijn!
Tegen 2 uur zijn we weer terug en we hebben deze middag nodig om alle indrukken te verwerken.
Het leven op en rond het Inle meer heeft grote indruk op me gemaakt.
(Lunchpauze van de vissers op het water.)