Al voor 7 uur gaan we op pad, de jungle in. Het eerste stuk is behoorlijk steil, maar het lukt!
Het eerstgekozen pad blijkt niet het juiste, want de gids hoort van een vrouw (die zich niet laat zien) die daar in een hut woont, dat de orang oetans vandaag de andere kant op zijn gegaan. De koers wordt dus gewijzigd. We zien wel een aantal nesten die ze bouwen. Orang oetans bouwen die 2 x per dag. Een om een siësta van een uur of anderhalf in te houden, en een om een uur of zes om de nacht in door te brengen. Orang oetans leven solitair. De mannetjes zoeken een vrouwtje om mee te paren en als het vrouwtje zwanger is, verlaten ze haar: deze man houdt niet van het gezinsleven. De jongen blijven een jaar of 8 bij hun moeder en gaan dan ook alleen verder.
Even later lukt het de gids om er een te ontdekken en naar ons toe te lokken met apengeluiden en wat banen in zijn omgekeerde pet. En wat voor een! Een gigantisch groot mannetje meer dan 40 jaar oud. De gids ziet dat aan de kleur van het gezicht, dat kleurt donker als ze ouder zijn dan een jaar of 35-40. Hij komt akelig dichtbij. Heel mooi om te zien, natuurlijk, maar hij is zo imposant groot en het blijven toch dieren in het wild. Op mijn vraag of ze wel eens mensen aanvallen, antwoordt de gids “Een enkele keer, maar vandaag niet, denk ik!” We bijven zeker een kwartier bij hem in de buurt en krijgen alle gelegenheid om hem te fotograferen. Wat is dit mooi!
De Orang oetan beweegt zich haast in slow-motion over de takken van de bomen en gebruikt de iets slappere takken om naar een andere boom te zwiepen. Zij kunnen niet springen. Hij kiest een mooi plaatsje uit om op zijn gemakje naar ons te kijken en hij ziet er heel tevreden uit. In de verte is ook nog een kleiner vrouwtje te zien, maar die laat zich niet lokken.
Op de terugtocht zien we ook nog Thomasleaf-apen: grijs, met een wit buikje en een lange staart. Ook deze zijn niet agressief, in tegenstelling tot de makaken, die met bosjes voor ons huisje langs lopen en zwiepen.
Als we terugkomen blijkt dat er toch bloedzuigers in de jungle waren (ze hadden gezegd dat die er niet zouden zijn), want bij Peter wordt er een op zijn onderbeen ontdekt. Als ik mijn schoenen en sokken uitdoe, blijk ik ook weer prijs te hebben gehad: mijn onderbeen bloedt, maar de leeches kunnen we niet vinden: ze hadden er blijkbaar genoeg van.
De koude douche waar ik normaal zo’n hekel aan heb, voelt als een weldaad.