‘s. Morgens fietsen we het vogelreservaat in dat aan de camping grenst. We hopen daar een paar fijne fietspaden te vinden, maar elke poging strandt in het gras/moeras. Jammer, al zien we wel veel eenden reigers en een ooievaar opvliegen. Bijzonder is ook dat we een aantal ezellinnen zien staan, van wier melk daar ezelinnenkaas gemaakt wordt (de lievelingskaas van Djokovic, tja……’t is maar een weetje).
De fietstocht naar Sremska (ik kort het maar even af) is onverwacht heel fijn. Na een paar honderd meter komen we onverwacht op een vrijliggend fietspad terecht en dat blijft zo tot de brug waarover we de stad inrijden.
In vergelijking met wat we de laatste week gewend zijn, is dit een grote stad én een heel Westers aandoende stad. Er zijn terrasjes, moderne kledingwinkels en zeer modern geklede jonge dames flaneren over het plein en door de straten. Er wordt ook opmerkelijk veel gefietst hier!
We fietsen wat rond en staan ineens voor een toeristenbureau waar we een plattegrondje van de stad krijgen en uitgebreid informatie over de opgravingen die hier in het verleden (en ook nu nog “achter dit museum”) gedaan zijn en de musea waar we die opgegraven gedeelten van de Romeinse resten kunnen zien. We moeten wel heel even wachten tot de juiste juffrouw het bureau ingelopen komt, want de andere beide dames spreken Duits noch Engels (en wij nog steeds geen Servisch… behalve het woord “koala” dat hier “dank je wel” betekent).
We gaan eerst naar de recente afgraving waar ze nog bezig zijn (al is dat een te groot woord voor de geringe acriviteit die daar plaatsvindt). We raken in gesprek met een van de archeologen en zij vertelt dat ze ermee stoppen: geen geld; geen “geduld” (zo verwoordde” ze het) en ik denk het belangrijkste argument: het aanpalende grote, mooie museumgebouw rust op zwakke fundamenten en men vreest voor instorting als er verder gegraven wordt. Heel jammer, want er lijkt mij veel interessants te liggen, daaronder. Wij zagen in ieder geval aan de zijkanten een skelet en een schedel liggen.
Daarna gaan we naar het museum dat over de afgraving van het Romeinse paleis gebouwd ligt. Wat daar vooral opvalt zijn de mooie mozaiekvloeren, maar ook daarmee is men nog volop bezig met de reconstructie.
We crossen nog wat door de stad op zoek naar een lunchplek, maar het lijkt erop dat hier alleen maar gedronken wordt tussen de middag. Uiteindelijk vinden we iets in een hotelletje. Is goed, voor deze keer.
Dat vinden we trouwens – behalve in Griekenland en bij Philippe in Servië – overal: het eten kan ermee door, maar is verder nergens echt lekker of bijzonder.
Tevreden fietsen we weer terug en genieten nog van de rust op de camping in Zaza Vica: heerlijk!